Artrose aan de handen

Jessica Bijsterbosch is op 8 januari 2013 aan de Universiteit Leiden gepromoveerd op een onderzoek naar handartrose. Ze heeft voor de Stichting Artrose Zorg een korte samenvatting van de resultaten van haar onderzoek geschreven, zodat wij u op de hoogte kunnen stellen van de interessante bevindingen. De titel van haar proefschrift is: Hand osteoarthritis, natural course and determinants of outcome. [Handartrose, natuurlijk beloop en bepalende factoren voor de uitkomst van de ziekte.]

Jessica Bijsterbosch is reumatoloog in opleiding aan het Leids Universitair Medisch Centrum.

Artrose is een veel voorkomende aandoening die wordt gekenmerkt door afbraak van kraakbeen en veranderingen in het onderliggende bot. Artrose komt vaak voor in de handgewrichten. Handartrose heeft verschillende vormen waarin weer verschillende subtypen worden onderscheiden.

Er is weinig bekend over het natuurlijk beloop van de aandoening en over de risicofactoren voor achteruitgang over de tijd. Dat is één van de redenen waarom de behandelmogelijkheden beperkt zijn tot het geven van voorlichting aan patiënten en het bestrijden van symptomen.

In dit proefschrift worden de resultaten gepresenteerd van de Genetica ARtrose en Progressie (GARP) studie, waarbij de nadruk ligt op handartrose. Voor de studie zijn 384 mensen onderzocht die symptomen van artrose vertoonden in meerdere gewrichten, waaronder de handen. Deze mensen zijn gedurende zes jaar gevolgd.

Het doel van het onderzoek was drieledig:

  1. De kenmerken van handartrose-subtypen onderzoeken.
  2. Het natuurlijk beloop van handartrose bekijken, evenals de factoren die van invloed zijn op de uitkomst van de ziekte.
  3. De meetinstrumenten evalueren die gebruikt kunnen worden bij wetenschappelijk onderzoek naar artrose.

Het uiteindelijke doel is om bij te dragen aan de ontwikkeling van nieuwe behandelingen die het ziektebeloop gunstig kunnen beïnvloeden of zelfs de ontwikkeling van artrose zullen voorkomen.

Het eerste handartrose-subtype dat we onderzochten, was artrose van de duimbasis. In vergelijking met artrose van de vingers gaat artrose van de duimbasis gepaard met meer pijn en beperkingen in functie.

Verder beschrijven we het subtype erosieve artrose. Dit subtype komt bij een beperkt deel van de handartrose-patiënten voor en wordt gekenmerkt door het optreden van erosies, dat wil zeggen afslijting van bot.

Wij ontdekten dat patiënten met erosieve artrose meer pijn en functiebeperkingen ervaren dan patiënten met niet-erosieve artrose. Ze zijn ook minder tevreden met hun handfunctie en hoe hun hand er uitziet dan mensen met niet-erosieve artrose.

Over de vervolgperiode van zes jaar constateerden we vorming of verergering van erosies bij een kwart van de onderzochte groep. Verder bleek dat de kans op het ontstaan van erosieve artrose bij bepaalde mensen groter is dan bij andere, en dat plaatselijke ontsteking in de handgewrichten waarschijnlijk een rol speelt bij erosieve artrose.

Het herkennen van deze handartrose-subtypen geeft inzicht in de onderliggende ziekteprocessen en draagt bij aan het geven van een behandeling die gericht is op het individu.

Na zes jaar had 40-50% van de patiënten meer last van pijn en functionele beperkingen, terwijl er bij een kwart van de mensen verbetering optrad.

Bij de helft van de onderzochte groep werd er verergering van afwijkingen op röntgenfoto’s vastgesteld. Verergering van klachten ging samen met veel pijn en beperkingen aan het begin van de studie. Er waren drie factoren – meer pijn, meer afwijkingen op röntgenfoto’s aan het begin van de studie en erosieve artrose – die gepaard gingen met een hoger risico op verergering van de afwijkingen die op röntgenfoto’s te zien waren.

De verergering van pijn en functiebeperkingen ging echter niet samen met de verergering van de afwijkingen die op röntgenfoto’s te zien waren.

Patiënten bij wie de handartrose over zes jaar verergerd was, hadden een hoger risico op artrose-veranderingen in de knie dan degenen die geen verergering van handartrose hadden.

Deze bevindingen geven inzicht in het beloop van handartrose op de lange termijn, en ook in de factoren die bijdragen aan een slechte uitkomst. Met deze inzichten kan de informatieverschaffing aan de patiënt over hoe zijn ziekte zal verlopen, worden verbeterd.

Tevens vonden we aanwijzingen dat genetische factoren een rol spelen bij de verergering van handartrose over de tijd.

Uit verscheidene psychologische modellen blijkt dat hoe mensen denken over hun aandoening, de uitkomst van deze aandoening beïnvloedt. Wij onderzochten de relatie tussen hoe mensen denken over artrose, en hoe pijn en functie zich bij artrose over de tijd ontwikkelen.

Het werd duidelijk dat mensen hun artrose tijdens de periode van zes jaar als meer chronisch en minder controleerbaar gingen zien; tegelijkertijd nam hun inzicht in hun eigen ziekte toe en werden de emoties die te maken hadden met artrose minder negatief.

Ook bleek dat negatieve gedachten verband hielden met verergering van beperkingen en toename van pijn; positieve gedachten daarentegen hielden verband met afname van pijn.

Een groot aantal symptomen dat wordt toegeschreven aan artrose, het gevoel weinig controle te hebben over de ziekte en het ervaren van veel vervelende gevolgen van de aandoening, bleken voorspellend te zijn voor het last hebben van veel functionele beperkingen zes jaar later. Dit betekent dat behandelingen gericht op het veranderen van het denken over artrose de objectief vast te stellen uitkomst mogelijk gunstig beïnvloeden.

Dit proefschrift vergroot onze kennis over de subtypen van handartrose en de factoren die van invloed zijn op de verergering van handartrose. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan de identificatie van mogelijke aangrijpingspunten voor de ontwikkeling van nieuwe behandelingen die het ziektebeloop gunstig kunnen beïnvloeden of zelfs in staat zullen zijn om de ontwikkeling van artrose te voorkomen.

Ook draagt dit proefschrift bij aan het verbeteren van de informatie zoals die aan patiënten gegeven wordt, en aan het ontwikkelen van behandelingen die gericht zijn op de behoeften van individuele patiënten.

- dr. Jessica Bijsterbosch

 

Hoe herken je handartrose? 

Een veelvoorkomend vroeg kenmerk van handartrose zijn botuitsteeksels (‘osteofyten’ genoemd) die kunnen ontstaan als reactie op ontstekingen als gevolg van het verzwakken van het kraakbeen in het gewricht. In de bovenste kootjes worden deze uitsteeksels noduli van Heberden genoemd. Die in de middelste kootjes heten noduli van Bouchard. Deze noduli hoeven niet pijnlijk te zijn, maar ze beperken meestal wel de bewegingsmogelijkheden van de vingers. Veel mensen hebben artrose zonder er last van te hebben. Mogelijke symptomen zijn pijn, stijfheid, gevoeligheid en soms het dikker worden van het gewricht.

Wie krijgt er handartrose? 

Omdat artrose meestal het resultaat is van slijtage, stijgt de kans op artrose met de jaren. Onder de 45 hebben meer mannen dan vrouwen last van artrose; boven de 45 zijn de vrouwen in de meerderheid. Bij jongeren ontstaat artrose meestal door letsel of genetisch bepaalde botafwijkingen. Zware belasting van de gewrichten door sport of werk kan ook artrose tot gevolg hebben. Mensen met hypermobiele gewrichten, die bijvoorbeeld hun vingers ver ‘de verkeerde kant op’ kunnen buigen, lopen ook meer risico artrose te krijgen.

Dat mensen met overgewicht meer kans hebben artrose in hun knieën te ontwikkelen, is begrijpelijk, die gewrichten worden bij hen immers zwaarder belast dan bij mensen met een normaal gewicht. Wat minder voor de hand ligt, is dat overgewicht ook de kans op handartrose verhoogt. Toch blijkt uit een overzichtsartikel van meerdere onderzoeken dat dat zo is (Ann Rheum Dis 2010;69:761-765)

Wat valt er te doen aan handartrose? 

Helaas bestaat er geen geneesmiddel voor artrose. Een goede eerste stap is het innemen van de vrij verkrijgbare voedingssupplementen glucosamine en chondroïtine (In onze nieuwsbrief nr. 2 hebben we een uitgebreid onderzoek gepubliceerd naar de verkrijgbaarheid en de prijs van glucosamine, met of zonder chondroïtine en/of andere toevoegingen).

Er is aangetoond dat deze supplementen pijn en stijfheid bij mensen met artrose tegengaan. Jammer genoeg werken ze niet bij iedereen. Als u er na twee maanden nog geen baat bij hebt, kunt u er net zo goed mee stoppen. Fabrikanten beweren soms dat deze middelen kraakbeen opbouwen, maar dat is nog niet aangetoond door wetenschappelijk onderzoek. Er zijn ook aanwijzingen dat visolie een ontstekingsremmende werking heeft. Vaker (vette) vis eten is zeker een goed idee, het is immers ook nog goed voor hart en bloedvaten, of anders visoliecapsules innemen.

Wat helpt er nog meer? 

De handen warm houden helpt ook goed tegen pijn en stijfheid door artrose. Er zijn mensen die verlichting ondervinden door hun handen ’s morgens in hete was te dopen. De was wordt hard op de handen en houdt ze warm. Na een poosje wordt de was dan van de handen gepeld en weer teruggedaan bij de andere was. Men kan de was in een pan bewaren en steeds opnieuw opwarmen. Vraag bij de apotheek of ze u deze was kunnen leveren. Ook handschoenen kunnen helpen om de handen warm te houden. Er zijn zogenaamde reumahandschoenen in de handel van verschillende merken. Ze zijn over het algemeen gemaakt van neopreen, een synthetisch rubber, met een comfortabele, vocht absorberende voering die zweethanden voorkomt. De handschoenen zijn niet alleen warm, maar ook strak, omdat een lichte druk vaak prettig voelt bij pijn. De handschoenen hebben geen vingertoppen, zodat de drager zijn handen toch gewoon kan gebruiken.

Op internet vindt men handschoenen van diverse merken; er bestaan ook duim- en polsbraces die de gewrichten steun geven. 

Er zijn ook pijnstillende crèmes, zoals crèmes waar de gangbare pijnstillers aan zijn toegevoegd, of capsaïcine-crème. Capsaïcine is de stof die hete pepers heet maakt. Deze stof verhindert dat pijnprikkels worden doorgegeven aan de hersens.

Welke pijnstillers kan ik innemen? 

De eerste pijnstiller die in aanmerking komt bij artrose, is paracetamol, omdat dat middel de minste bijwerkingen heeft. Let echter goed op hoeveel u ervan inneemt, want de maximale dosering van paracetamol ligt heel dicht bij een overdosis. Als u langere tijd dagelijks de maximale dosis inneemt, kunt u ongemerkt toch een overdosis opbouwen die de lever ernstig en blijvend beschadigt. 

De NSAID-pijnstillers, zoals ibuprofen, zorgen weer voor meer maagproblemen dan paracetamol. Ze hebben wel het voordeel dat ze ontstekingsremmend werken. Paracetamol is niet ontstekingsremmend. Pijnstillers kunnen gewoon gecombineerd worden met glucosamine en chondroïtine. Wanneer de vrij verkrijgbare pijnstillers niet meer werken, kan de huisarts sterkere pijnstillers voorschrijven. Het nadeel is dat die weer ernstigere bijwerkingen hebben.

Helpt acupunctuur?

Ook acupunctuur kan artrose niet genezen, maar het kan wel de ontsteking en de pijn verminderen. Er is het meeste onderzoek gedaan naar het effect van acupunctuur op artrose in de knie, maar uit een onderzoek waarin alle gerandomiseerde onderzoeken met controlegroep naar de werking van acupunctuur bij artrose in de perifere gewrichten vergeleken zijn, kwam naar voren dat acupunctuur werkt (Rheumatology (2006) 45 (11): 1331-1337). Handen vallen onder de categorie perifere gewrichten.

Welke hulpmiddelen zijn er?

Door de pijn en beperkingen die handartrose veroorzaakt, hebben mensen vaak problemen met het verrichten van alledaagse handelingen. Daar zijn allerlei hulpmiddelen voor te krijgen; op onze site wordt er een groot aantal genoemd. Te denken valt aan extra lange hendels voor kranen, waardoor het minder kracht en behendigheid kost om een kraan open en dicht te draaien. Dit soort hendels is algemeen verkrijgbaar in sanitairwinkels. Ook voor het opendraaien van flessendoppen en pottendeksels bestaan speciale openers die veel mensen al in de keukenla hebben liggen. Veel blikjes kunnen tegenwoordig met een ringetje opengetrokken worden, zoals de blikjes waar frisdrank en bier in zit, maar de laatste tijd ook veel blikjes met bijvoorbeeld tonijn of sardientjes. Zie ook onze publicaties over hulpmiddelen.

Op zich is het handig dat je voor deze blikjes geen blikopener meer nodig hebt, maar het valt niet mee om het ringetje eerst zo ver omhoog te buigen dat je het vast kunt pakken, en vervolgens het blikje open te trekken zonder je aan de scherpe randen te snijden. Ook voor dit soort blikjes bestaan tegenwoordig handige openers die een puntje hebben om onder het ringetje te schuiven, en die vervolgens als een soort hefboom gebruikt kunnen worden om het deksel van het blik af te trekken. 

Zo zijn er allerlei hulpmiddelen en aanpassingen. Overleg met uw huisarts wat handig zou kunnen zijn voor u. Hij kan u ook doorverwijzen naar een ergotherapeut, die deskundig is op dit gebied. Het is een goed idee om een tijdje een dagboek bij te houden van de problemen waar u in het dagelijks leven tegenaan loopt. Als u dat dagboek inventariseert voordat u met de ergotherapeut gaat praten, kunt u een duidelijk beeld schetsen van waar uw problemen liggen.